Mailing
20090120 Eedaflegging President Obama
Wat de cynici niet kunnen begrijpen, is dat de grond onder hun voeten is weggezakt, dat de belegen politieke argumenten die ons zo lang zijn voorgekauwd niet langer van toepassing zijn. (uittreksel)
Mijn Medeburgers, Ik sta hier vandaag, nederig door de taak die voor ons ligt, dankbaar voor het vertrouwen dat jullie mij hebben gegeven, denkend aan de offers die onze voorouders hebben gebracht. Ik dank President Bush voor zijn dienst aan de natie, en voor de gulheid en de medewerking die hij tijdens de overgang heeft gegeven. Vierenveertig Amerikanen hebben nu de presidentiële eed afgelegd. De woorden zijn uitgesproken in tijden van golven van voorspoed en van stille waters van vrede. Toch is de eed ook afgelegd onder dreigende wolken en razende stormen. Op zo'n momenten heeft Amerika voortgewerkt, niet alleen dankzij de bekwaamheid en de visie van de leiders, maar omdat wij, het volk, trouw zijn gebleven aan de idealen van onze voorvaders en aan de principes van onze samenleving. Zo is het geweest. En zo moet het voor deze generatie Amerikanen ook zijn. Dat we midden in een crisis zitten, is duidelijk. Onze natie is in oorlog met een uitgestrekt netwerk van geweld en haat. Onze economie is zwaar getroffen, een gevolg van de hebzucht en onverantwoordelijkheid van sommigen, maar ook door een collectief falen om harde keuzes te maken en de natie voor te bereiden op een nieuw tijdperk. Huizen zijn verloren, jobs weggevallen, bedrijven in puin. Onze gezondheidszorg is te duur; onze school schieten vaak tekort, en elke dag komen er meer bewijzen dat de manier waarop wij onze energie gebruiken onze vijanden versterkt en onze planeet verzwakt. Dit zijn de tekenen van de crisis, de onderwerpen van data en statistieken. Minder meetbaar maar daarom niet minder diep is het wegsijpelen van het vertrouwen in heel ons land- een zeurende angst dat de teloorgang van Amerika onvermijdelijk is, en dat de volgende generatie haar aspiraties moet verminderen. Vandaag zeg ik u dat de uitdagingen reëel zijn, ernstig en veelvuldig. Ze zullen niet gemakkelijk snel worden aangegaan. Maar weet dit, Amerika, ze zullen worden aangegaan. Vandaag komen we samen omdat we hoop boven angst, eenheid boven conflict en onenigheid verkiezen. Vandaag komen we om een einde toe te roepen aan de onbetekenende klachten en valse beloftes, de beschuldigingen en afgedragen dogma's die veel te lang ons beleid hebben gewurgd. Wij blijven een jonge natie, maar -in de woorden van de Schrift- de tijd is gekomen om kinderachtige zaken opzij te zetten. De tijd is gekomen om onze volhoudende geest te opnieuw te tonen, om een betere geschiedenis te kiezen, om de kostbare gift over te brengen, dat nobel idee dat van generatie op generatie is doorgegeven, de belofte van God dat iedereen gelijk is, dat iedereen vrij is en dat iedereen de mogelijkheid moet krijgen om het hoogste geluk na te streven. In de herbevestiging van de grootsheid van onze natie, begrijpen we dat de grootsheid nooit een gegeven is. Ze moet worden verdiend. In onze reis hebben we nooit binnenwegen verkozen of met weinig genoegen genomen. Op onze reis was geen plaats voor bangeriken, voor hen die ontspanning boven arbeid verkiezen of die alleen het genot van rijkdom en roem nastreven. Neen, onze reis is er een geweest voor de durvers, de doeners, de makers van dingen. Sommigen hebben daar erkenning voor gekregen, maar vaker hebben mannen en vrouwen, anonieme arbeiders, ons gedragen langs de lange, hobbelige weg naar welvaart en vrijheid. Voor ons hebben ze hun schamele bezittingen bijeengepakt en over de oceanen gereisd om een nieuw leven op te zoeken. Voor ons hebben ze gezwoegd in de fabrieken en zijn ze in het Westen gesetteld, de slagen van de zweep verdragen en geploegd in de harde aarde. Voor ons hebben ze gevochten en zijn ze gesneuveld in plaatsen als Concord en Gettysburg, Normandië en Khe Sahn. Altijd opnieuw hebben deze mannen en vrouwen gevochten, geofferd en gewerkt tot hun handen ruw waren zodat wij een beter leven zouden kunnen leiden. Zij zagen in Amerika meer dan de som van de individuele ambities, groter dan alle verschilpunten in geboorte of rijkdom of gemeenschap. Dit is de reis die wij vandaag voortzetten. Wij blijven de welvarendste, machtigste natie in de wereld. Onze arbeiders zijn niet minder productief dan toen deze crisis begon. Onze geesten zijn niet minder inventief, onze goederen en diensten zijn niet minder nodig dan vorige week of vorige maand of vorig jaar. Onze capaciteit is niet verminderd. Maar onze tijd van immobilisme, van kleine belangen te beschermen en onprettige beslissingen uit te stellen- die tijd is zeker voorbij. Vanaf vandaag moeten we onszelf bijeenrapen, het stof van ons afschudden en opnieuw beginnen aan de opbouw van een nieuw Amerika. Overal waar we kijken, ligt werk op ons te wachten. De economie vraagt om actie, stoutmoedig en vlot, en we zullen reageren. Niet alleen om jobs te creëren, maar ook om een nieuwe basis te leggen voor groei. Wij zullen wegen en bruggen, elektrische netwerken en digitale lijnen bouwen die onze handel zullen voeden en ons zullen samenbrengen. We zullen wetenschap terug op zijn rechtmatige plaats brengen en de wonderen van de technologie gebruiken om de kwaliteit van de gezondheidszorg te verhogen en zijn kostprijs te verminderen. We zullen de zon en de wind en de bodem aanwenden om onze auto's aan te drijven en onze fabrieken te laten draaien. En we zullen onze scholen, onze colleges en onze universiteiten transformeren om te beantwoorden aan de eisen van het nieuwe tijdperk. Dat alles kunnen wij doen. En dat alles zullen wij doen. Nu zijn er sommigen die aan de schaal van onze ambities twijfelen, die suggereren dat ons systeem geen al te grote plannen aankan. Hun geheugen is kort. Want ze zijn vergeten wat dit land al heeft bereikt; wat vrije mannen en vrouwen kunnen bereiken als verbeelding gedragen wordt door een gemeenschappelijk doel en de nood om moedig te zijn. Wat de cynici niet kunnen begrijpen, is dat de grond onder hun voeten is weggezakt, dat de belegen politieke argumenten die ons zo lang zijn voorgekauwd niet langer van toepassing zijn. De vraag die we ons vandaag stellen is niet of onze regering te groot of te klein is, maar of ze werkt, of ze families bijstaat om jobs te vinden met een degelijk loon, of ze in zorg voorziet die betaalbaar is, of ze een pensioen geeft dat waardig is. Als het antwoord positief is, dan zijn we van plan om er mee verder te gaan; als het antwoord negatief is, dan zullen de programma's ophouden. En zij die het overheidsgeld beheren, zullen rekenschap moeten geven. Ze moeten verstandig uitgeven, slechte gewoontes hervormen en een transparant beleid voeren. Alleen dan kunnen we het vitale vertrouwen tussen het volk en zijn regering herstellen. De vraag die aan ons voorligt, is evenmin of de markt een kracht is voor het goede of voor het kwaad. De kracht van de markt om voorspoed te genereren en vrijheid uit te breiden, is ongeëvenaard. Maar de crisis heeft ons eraan herinnerd dat zonder een waakzaam oog, de controle over de markt verloren kan worden – en dat een natie niet kan bloeien wanneer ze enkel de rijken begunstigt. Het succes van onze economie hangt niet enkel af van de omvang van ons bruto binnenlands product, maar eveneens van de reikwijdte van onze voorspoed; van ons vermogen elk bereidwillig hart kansen te bieden – niet uit liefdadigheid, maar omdat dat de zekerste weg is naar ons gemeenschappelijk welzijn. Inzake onze verdediging verwerpen wij de valse keuze tussen onze veiligheid en onze idealen. Onze Founding Fathers, die moesten afrekenen met gevaren die we ons amper kunnen voorstellen, hebben een charter opgesteld dat de rechtsstaat en de rechten van onze burgers moest verzekeren, een charter dat werd uitgebreid door het bloed van generaties. Die idealen verlichten de wereld nog steeds, en we zullen ze niet uit zelfzucht opgeven. En dus, aan alle volkeren en regeringen die vandaag kijken, van de grootste hoofdsteden tot het kleine dorp waar mijn vader werd geboren: weet dat Amerika een vriend is van elke natie en van elke man, vrouw, en elk kind dat een toekomst van vrede en waardigheid zoekt, en dat wij klaar zijn om nogmaals de leiding te nemen. Herinner jullie dat eerdere generaties het fascisme en het communisme niet alleen met raketten en tanks hebben bestreden, maar ook door robuuste bondgenootschappen af te sluiten en in hun overtuiging te volharden. Zij begrepen dat onze kracht alleen ons niet kan beschermen, en ons evenmin het recht verschaft om te handelen zoals het ons belieft. Zij beseften integendeel dat onze kracht groeit door er zorgvuldig mee om te springen. Onze veiligheid vloeit voort uit de rechtvaardigheid van onze zaak, de kracht van ons voorbeeld, en verzachtende kwaliteiten als nederigheid en terughoudendheid. Wij houden deze erfenis in stand. Eens te meer geleid door deze principes, zijn wij in staat die nieuwe bedreigingen het hoofd te bieden die een nog grotere inspanning vereisen – die nog meer samenwerking en begrip tussen naties noodzakelijk maken. Eerst zullen we Irak op een verantwoordelijke manier aan zijn volk overlaten, en in Afghanistan een zwaarverdiende vrede tot stand brengen. Met oude vrienden en voormalige vijanden zullen we onvermoeibaar de nucleaire dreiging trachten te verminderen, en het schrikbeeld van een opwarmende aarde trachten te bedwingen. We zullen ons niet voor onze levenswijze excuseren en evenmin aarzelen om die levensstijl te verdedigen. En aan hen die hun doelstellingen via terreur of het afslachten van onschuldigen trachten te bereiken, zeggen wij nu het volgende: onze geest is sterker en kan niet worden gebroken. Jullie kunnen het niet van ons halen, we zullen jullie verslaan. Wij weten immers dat ons bont erfgoed een sterkte, niet een zwakte is. Wij zijn een natie van christenen en moslims, van joden en hindoes – en van niet-gelovigen. We krijgen vorm door elke taal en cultuur, uit elke hoek van deze aarde; en omdat we de bittere smaak van burgeroorlog en rassenscheiding hebben geproefd, en uit dat donkere hoofdstuk sterker en meer verenigd zijn gekomen, kunnen we niet anders dan geloven dat oude haat op een dag zal uitsterven. Dat de lijnen van stammen vlug zullen ontbinden. Dat onze gemeenschappelijke mensheid zich zal tonen in een wereld die kleiner wordt, dat Amerika zijn rol zal spelen, in een nieuw tijdperk van vrede. In relatie tot de islamitische wereld zoeken we een nieuwe weg vooruit, die steunt op wederzijdse interesse en wederzijds respect. Aan de leiders in de wereld die erop uit zijn conflict te zaaien, of de tekortkomingen van hun maatschappij aan het Westen trachten te wijten – wees je ervan bewust dat jullie volk jullie zal beoordelen op wat jullie kunnen opbouwen, niet op wat jullie vernietigen. Aan hen die zich vastgrijpen aan de macht via corruptie en bedrog en door tegenstanders het zwijgen op te leggen, besef dat jullie aan de verkeerde kant van de geschiedenis staan. Niettemin zullen wij jullie de hand reiken als jullie bereid zijn jullie vuist te ontspannen. Aan de volkeren van arme landen: we beloven met jullie samen te werken om jullie boerderijen te laten bloeien en zuiver water te laten vloeien. Om jullie uitgehongerde lichamen en hongerige geesten te voeden. En aan die naties die, net als de onze, van een relatieve voorspoed genieten, zeggen we dat we ons niet langer onverschilligheid tegenover lijden buiten onze landsgrenzen kunnen veroorloven. Evenmin kunnen we de grondstoffen van de wereld blijven verbruiken, zonder bij de gevolgen stil te staan. Want de wereld is veranderd, en ook wij moeten veranderen. Terwijl we stilstaan bij de weg die voor ons ligt, denken we met nederige dankbaarheid aan die moedige Amerikanen die, op dit eigenste moment, in verre woestijnen en bergstreken patrouilleren. Zij hebben ons vandaag iets te vertellen, net als de gevallen helden in (de begraafplaats, red.) Arlington, die fluisteren door de eeuwen heen. We eren hen niet alleen als hoeders van onze vrijheid, maar omdat zij de geest van dienstbaarheid belichamen; een bereidwilligheid om zin te vinden in iets wat henzelf overstijgt. En toch, op dit moment, een moment dat een generatie zal bepalen, is het precies die geest die we ons allemaal eigen moeten maken. Want behalve wat de regering moet en kan doen, steunt deze natie uiteindelijk op het geloof en het doorzettingsvermogen van het Amerikaanse volk. Het komt neer op dat vriendelijke gebaar om een vreemdeling op te vangen wanneer de dijken breken. Het komt neer op het onbaatzuchtige gebaar van die werknemer, bereid minder uren te gaan werken als dat betekent dat een vriend die hem in zijn donkerste uren heeft bijgestaan, zijn baan niet kwijtraakt. Het komt neer op de moed van de brandweerman, bereid om een trappengang vol rook binnen te stappen, maar het komt ook neer op de bereidheid van ouders om hun kind op te voeden. Uiteindelijk bepalen zulke zaken ons lot. Mogelijk staan we voor nieuwe uitdagingen. De manier waarop we die uitdagingen aangaan, zijn mogelijk eveneens nieuw. Maar de waarden waarop ons succes steunt – eerlijkheid en hard werk, moed en fair-play, verdraagzaamheid en nieuwsgierigheid, loyaliteit en vaderlandsliefde – die zaken zijn oud. Die zaken zijn echt. Doorheen onze geschiedenis zijn die zaken de stille kracht van vooruitgang geweest. Naar die zaken moeten we terugkeren. Wat nu van ons vereist wordt, is een nieuw tijdperk van verantwoordelijkheid – elke Amerikaan moet erkennen dat hijzelf plichten heeft tegenover zichzelf, onze natie en de wereld. Het zijn geen plichten die we met tegenzin, maar precies verheugd op ons nemen, ervan overtuigd dat niets de geest zoveel voldoening schenkt, dat niets een karakter zo aanscherpt, dan ons allen over een moeilijke taak te buigen. Dat is de prijs en de belofte van burgerschap. Dat is de bron van ons vertrouwen – weten dat God een beroep op ons doet om een onzeker lot vorm te geven. Dat is de betekenis van onze vrijheid en ons credo. Het is de reden waarom mannen, vrouwen en kinderen van elk ras en elk geloof in deze prachtige Mall kunnen meevieren. En het is de reden waarom een man wiens vader minder dan zestig jaar geleden mogelijk niet bediend was geworden in een lokaal restaurant, vandaag voor jullie de meest plechtige eed kan afleggen. Laten we op deze dag doordrongen zijn van wie wij zijn en van hoever we zijn gekomen. In het jaar van Amerika's ontstaan, in de koudste maand, stond een kleine groep patriotten langs het uitdovende kampvuur aan de oever van een bevroren rivier. De hoofdstad was verlaten. De vijand rukte op. Rode bloedvlekken kleurden de witte sneeuw. Op het moment dat er over de uitkomst van onze revolutie de grootste twijfel rees, beval de vader van onze natie dat de volgende woorden aan het volk zouden worden voorgelezen: ‘Laat de toekomstige wereld het horen ... dat in het diepste hart van de winter, toen niets anders dan hoop en deugd konden overleven... dat de stad en het land, gealarmeerd door één gemeenschappelijk gevaar, dat samen het hoofd boden.' Amerika. Laten we, in het licht van de gevaren waaraan we samen worden blootgesteld, tijdens deze winter vol ontbering, aan die tijdloze woorden terugdenken. Laten we met hoop en deugd nogmaals die ijzige stromingen te lijf gaan en welke stormen ook mogen komen, het hoofd bieden. Laat de kinderen van onze kinderen vertellen dat toen we op de proef werden gesteld, wij weigerden deze tocht af te breken. Dat we onze rug niet keerden en dat we niet wankelden. En dat we, de ogen op de horizon gericht en met Gods gratie, dat grootse geschenk dat onze vrijheid is, in stand hielden, en het veilig overdroegen op de toekomstige generaties. |
Optimistenbond van het Koninkrijk België © 2006-2012. All rights reserved |